Esther 9

De Joden waren bijzonder blij en opgelucht. Iedereen bewees hun grote eer. 1In elke stad en elk gewest waar het koninklijk besluit werd bekendgemaakt, juichten de Joden van blijdschap. Zij gaven een feestmaal en riepen die dag tot feestdag uit. Talloze mensen deden alsof zij Joden waren, uit angst dat de Joden hun iets zouden aandoen. 2

De overwinning van de Joden

3De dag brak aan waarop de twee besluiten van de koning van kracht werden. De vijanden van de Joden hadden gehoopt hen die dag te kunnen vermoorden. Maar de rollen werden omgekeerd: de Joden overweldigden hun belagers! 4Overal kwamen zij bij elkaar om zich te verdedigen tegen mogelijke aanvallers, maar niemand probeerde het. Iedereen was bang voor hen. 5Alle gewestelijke regeringsvertegenwoordigers, de gouverneurs en andere ambtenaren, kozen de kant van de Joden uit angst voor Mordechai, 6want hij was een belangrijk man geworden. Hij raakte meer en meer bekend in het hele rijk. Zijn invloed en macht werden steeds groter. 7Op die bewuste dag doodden de Joden al hun vijanden, ze konden doen wat ze wilden. 8Zij doodden zelfs vijfhonderd man in Susa. 9
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Est. 9:9.
10
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Est. 9:9.
11
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Est. 9:7-9.
Ook doodden zij de tien zonen van de jodenhater Haman, de zoon van Hammedata: Parsandata, Dalfon, Aspata, Porata, Adalja, Aridata, Parmasta, Arisai, Aridai en Waizata.
12Maar van hun bezittingen bleven zij af.

13Die avond berichtte men de koning hoeveel mensen in Susa waren omgekomen. 14Hij liet koningin Esther bij zich komen. ‘De Joden hebben alleen al in Susa vijfhonderd man gedood,’ riep hij uit. ‘Ook Hamans tien zonen zijn gedood. Ik vraag mij af hoeveel slachtoffers dan wel in de andere gewesten zijn gevallen! Wil je mij soms nog iets vragen? Zeg het mij en ik zal het doen.’ 15Esther zei: ‘Als uwe majesteit het goedvindt, geef de Joden hier in Susa toestemming ook morgen hetzelfde te doen als vandaag. En laat de lichamen van Hamans tien zonen ophangen.’ 16De koning keurde dit voorstel goed en liet zijn besluit in Susa bekendmaken. De lichamen van Hamans zonen werden opgehangen. 17De volgende dag verzamelden de Joden zich weer in Susa en doodden nog eens driehonderd man. Maar van de buit bleven zij af.

18Ondertussen hadden de Joden in de andere delen van het rijk zich verzameld om zich te verdedigen. Zij doodden vijfenzeventigduizend van hun tegenstanders. Maar de Joden raakten de buit niet aan. 19Dit gebeurde op de dertiende dag van de maand Adar. De volgende dag rustten zij uit en vierden vrolijk feest. 20Maar de Joden in Susa gingen ook de tweede dag nog door met het doden van hun vijanden. Zij rustten pas de dag erna en vierden toen feest. 21Daarom vieren de Joden die niet in een ommuurde stad wonen, jaarlijks die tweede dag als feestdag. Dat is een blijde dag waarop zij elkaar geschenken sturen.

22Mordechai schreef al deze gebeurtenissen op. Hij stuurde brieven naar de Joden in alle gewesten van koning Ahasveros, zowel dichtbij als veraf. 23Daarin spoorde hij hen aan jaarlijks de veertiende en de vijftiende dag van die maand tot feestdagen uit te roepen. 24Dit waren de dagen waarop de Joden werden verlost van hun vijanden. In deze maand werden rouw en verdriet veranderd in vreugde. De Joden moesten feestvieren, elkaar geschenken sturen en giften geven aan de armen. 25Zij stemden in met Mordechais voorstel en begonnen deze dagen jaarlijks te vieren. 26Zo hielden zij de herinnering levend aan de tijd waarin de jodenhater Haman, de zoon van de Agagiet Hammedata, zich wilde wreken op de Joden. Hij had het plan beraamd alle Joden te vermoorden op een dag die werd bepaald door het werpen van het lot, ook wel ‘poer’ genoemd. 27De feestdagen hadden ook het doel hen eraan te herinneren dat de koning tegenmaatregelen had genomen. Zodra hem deze zaak ter ore was gekomen, had hij schriftelijk bevolen dat Hamans plan op zijn eigen hoofd moest neerkomen. Haman en zijn zonen werden toen opgehangen. 28Daarom wordt dit feest Poerimfeest genoemd, naar het Perzische woord ‘poer’, dat ‘het lot werpen’ betekent. 29Op grond van Mordechais brief en hun eigen ervaringen stemden alle Joden in het hele rijk ermee in deze traditie in te stellen. Zij namen zich voor deze traditie door te geven aan al hun nakomelingen en aan allen die Joden werden. Zij besloten deze beide dagen, zonder ze ooit over te slaan, elk jaar te vieren. 30Het zou een jaarlijks terugkerende gebeurtenis zijn en van generatie op generatie worden gevierd in elk gezin op het platteland en in de steden. Zo zou de herinnering aan deze gebeurtenis nooit verdwijnen.

31Ondertussen had koningin Esther samen met de Jood Mordechai een brief geschreven. Daarin betuigde Esther haar volledige steun aan Mordechais eerste brief, waarin het Poerimfeest werd ingesteld. 32Bovendien werden brieven gestuurd naar alle Joden in de honderdzevenentwintig gewesten van Ahasverosʼ rijk. Zij kregen de beste wensen
Copyright information for NldHTB